-
1 zich oefenen
см. тж. oefenen -
2 zich oefenen in
v. practise in, exercise, practise -
3 zich oefenen
kendini alıştırmak -
4 zich oefenen in het zwemmen
zich oefenen in het zwemmen -
5 zich oefenen in het zwemmen
zich oefenen in het zwemmenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich oefenen in het zwemmen
-
6 oefenen
1 [trainen, repeteren] train, coach ⇒ 〈 zich bekwamen〉 practise, rehearse 〈 rol〉, 〈 exerceren〉 drill2 [met betrekking tot deugd/plicht] exercise♦voorbeelden:kinderen oefenen in het lezen • train/coach children in reading♦voorbeelden:op de piano oefenen • practise (on) the pianooefenen voor een voorstelling • rehearse for a performance -
7 oefenen
1 [algemeen] exercer2 [m.b.t. deugd, plicht] mettre en pratique♦voorbeelden:zijn spieren oefenen • faire travailler ses muscleszich oefenen in het zwemmen • faire des exercices de natationkinderen oefenen in het lezen • former des enfants à la lecture1 [trainen, repeteren] s'entraîner -
8 oefenen
упражнять, тренировать натренировать* * *(d)упражнять; тренироватьсм. тж. zich oefenen* * *гл.общ. упражняться, оказывать (влияние и т.п.), тренироваться, прибегать (к чему-л.) -
9 taaloefening
-
10 taaloefening
-
11 forceren
3 [door geweld openen] force (open)♦voorbeelden:1 de zaak forceren • force the matter/issue, force/rush thingszijn stem forceren • (over)strain one's voiceII 〈wederkerend werkwoord; zich forceren〉1 [zich dwingen] force oneself2 [zich te veel inspannen] force oneself ⇒ strain/overtax/overwork oneself -
12 прибегать
vgener. aandraven (òæ. komen aandrang), aansnellen (òæ. komen aansnauwen; ïîñïåêíî), oefenen (к чему-л.), toelopen, zich bedienen (к чему-л.), zijn toevlucht nemen (tot-к чему-либо) -
13 тренироваться
vgener. oefenen, zich trainen -
14 repeteren
1 [instuderen] rehearse♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:ze repeteerde wat ze zeggen zou • she rehearsed the things she was going to say -
15 studeren
2 [zich in de muziek oefenen] practise (music)♦voorbeelden:1 als hoofdvak/bijvak studeren • major/minor inMarijke studeert • Marijke is at university/collegemedicijnen/oude talen studeren • read medicine/classicsnatuurkunde gaan studeren • take up physicswat studeert zij? • what is she studying/reading?, what is her subject?hij studeert nog • he is still studying/at collegeverder studeren • continue one's studiesvoor ingenieur studeren • study engineering/to be an engineer1 [leren] study2 [peinzen over] think/pore over♦voorbeelden:1 studeren voor een examen • study/revise for an examstuderen voor een universitaire graad • study for/do a degree -
16 trainen
♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [sport] train2 [oefenen in een vaardigheid, ontwikkelen] train♦voorbeelden:1 een elftal trainen • train/coach a teamzich trainen in iets • train for something
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Турецкий
- Французский